Agapornis canus

Geschiedenis
De Agapornis canus werd voor het eerst in 1788 wetenschappelijk beschreven. De eerste canussen werden in 1872 in Europa ingevoerd. De eerste broedresultaten in gevangenschap werden in 1882 in Engeland behaald, hoewel hier bij aangetekend moet worden dat er ook meldingen zijn dat in Duitsland al 10 jaar eerder canussen in gevangenschap werden gekweekt. De ondersoort Agaponis canus ablectanea werd pas 120 jaar later, in 1908, ontdekt en wetenschappelijk beschreven.

Herkomst en leefmilieu
De Agapornis canus vinden we hoofdzakelijk op het eiland Malagasië (voormalig Madagascar), echter niet op het zuidelijk deel. Verder is de Agapornis canus ingevoerd op de naburige eilanden Mauritius, Comoro, Mafia en Zanzibar.
De Agapornis canus houdt zich in z'n natuurlijke leefomgeving vooral op langs de loofbossen op de hellingen langs de kust. In het wild komen ze zowel in grote- als in kleinere groepen voor. Het zijn vrij schuwe vogels, hetgeen ik uit ervaring kan beamen. De canussen die ik in mijn bezit heb zijn ook zeer schuw en vliegen bij het minste onraad weg.  In het wild bestaat hun voeding in hoofdzaak uit graszaden. In tegenstelling tot hetgeen in de meeste literatuur wordt beweerd voeden canussen ze zich niet met rijst van de rijstvelden. In gevangenschap eten canussen dan ook geen rijst!!

 

Beschrijving van de soort
De Agapornis canus is ongeveer 13 tot 14 cm. groot.
Man: De kop, de keel en de nek zijn grijs van kleur. De vleugeldek en mantel zijn donkergroen van kleur, terwijl de onderborst, buik en flanken een lichtgroene tot geelachtige kleur vertonen. De grote vleugelpennen zijn donkergrijs en de ondervleugeldekveren zwart.
De staart toont vanaf de basis een geel en zwarte dwarstekening gevolgd door donkergroene uiteinden.
De kleine bovensnavel is beige en de ondersnavel en poten zijn grijs. De ogen zijn donkerbruin.
Pop: De kop, de nek, de borst en ondervleugelveren zijn groen. Voor het overige is het popje gelijk aan de man.
Jongen: De jongen lijken veel op de ouders. Bij de mannetjes is het grijs op de kop spoedig zichtbaar. De popjes hebben groene- en de jonge mannen zwarte ondervleugeldekveren.

Broedproces in het wild en in gevangenschap
In de natuur broedt de Agapornis canus tussen november en april. Ze nestelen graag in nestholten van bomen. De pop bekleed het nest met kleine stukjes bast, gras, en blaadjes. Meerdere keren heb ik mogen aanschouwen hoe het popje stukjes blad, in de vorm van halve  maantjes beet en deze in haar verenpakje stopte. Steeds wanneer ze hier dan mee naar het nestkastje ging viel meer dan de helft uit haar veren. Nooit heb ik echter kunnen waarnemen dat ze ook meer één van de gevallen stukjes blad weer oppakte. Het popje legt 3 tot 8 eieren die ze in ongeveer 23 dagen uitbroedt. Het popje broedt de eieren alleen uit. Als de jongen uit het ei kruipen zijn ze voorzien van witte dons die naar mate ze ouder worden donkerder van kleur wordt . Na 6 tot 7 weken vliegen de jongen uit.
In gevangenschap gaan canussen over het algemeen niet snel tot broeden over. Toch zijn er genoeg kwekers die elk jaar opnieuw jonge canussen kweken. Om kweekresultaten te boeken met deze vogels is het raadzaam een koppeltje de beschikking te geven over een grote broedkooi, ca. 1.00 x 50 x 50 (lxhxd) of kleine volière. Hier kunnen dan broedblokken ingehangen worden met een bodemoppervlak van 15 x 15 cm. en een hoogte van ca. 25 cm. Het invlieggat dient een diameter te hebben van 5 cm.
Uit de praktijk blijkt dat niet alle popjes nestmateriaal naar het nest slepen daarom is het verstandig vochtige turfmolm of vermolmd hout in het nestblok aan te brengen. Ook moeten de vogels over vers hout (wilgentakken) kunnen beschikken.
 
Zoals reeds eerder opgemerkt zijn canussen schuwe vogels. Het is dan ook aan te raden de vogels vooral niet te storen als ze eenmaal met broeden zijn begonnen. Het popje, dat alleen de eitjes uitbroedt, begint meestal na het eerste of tweede eitje te broeden. De man voert het popje op het nest. De jongen dienen op een leeftijd van ca. 14 dagen geringd te worden met ringen van 4 mm. De jongen vliegen na ca. 6 weken uit, waarna ze nog enige tijd door de man worden gevoerd. Verschillende berichten in de literatuur melden dat de man  jonge mannen minder goed voert dan jonge poppen. Feit is wel dat het vooral de jonge mannen zijn die door hun vader agressief worden benaderd. Het verdient aanbeveling de jongen, zodra ze zelfstandig zijn, uit te vangen.
Belangrijk om te weten is dat broedrijpe popjes vrij agressief zijn tegenover soortgenoten. Het is daarom belangrijk de vogels tijdens de broedperiode paarsgewijs te houden.      

Voeding in gevangenschap
Als voeding kan een zaadmengsel voor agaporniden worden gegeven. Verder kunnen fruit en groenten gegeven worden. Met name in de broedperiode is het belangrijk dat de vogels de beschikking hebben over insecten, zoals meelwormen, miereneieren e.d. Uit eigen ervaring weet ik dat ze graag van vers geplukte gras- en onkruidzaden eten.

Agapornis canus ablectanea

Herkomst en leefmilieu
Het verspreidingsgebied van de Agapornis canus ablectanea zijn de droge zuidwestelijke gebieden van Malagasië.
De leefomgeving is vrijwel gelijk aan dat van de Agapornis canus canus.

Beschrijving van de soort
Man: Bij de canus ablectanea is de kleur van de kop, nek en borst dieper grijs met een violetachtige waas. De algemene lichaamskleur is meer blauwachtig donkergroen. De canus ablectanea laat verder duidelijk minder geel zien in de bevedering.
Pop: De lichaamskleur van de pop is gelijk aan die van de man.

Broedproces in het wild en in gevangenschap
Gelijk aan Agapornis canus canus.

Voeding in gevangenschap
Gelijk aan Agapornis canus canus.