Bichenowastrilde

De bichenowastrilde behoort tot de Australische amadinen. Dit kleine vogeltje met zijn kenmerkende witte masker en fijne stipjestekening op de vleugels kent naast de nominaatvorm nog de ondersoort S. b. annulosa. Deze heeft een zwarte stuit terwijl de nominaatvorm, S.b. bichenovii, een witte stuit heeft.

 

Formaat

10 - 11 cm.

 

Ringmaat

2,0 mm.

 

Beschrijving

Zie foto’s

 

Geslachtsonderscheid

Er is enig verschil tussen man en pop. Het popje heeft veelal een smallere zwarte keel- en borstband die meestal ook wat minder intensief van kleur is dan bij de man. Ook het witte masker is bij de pop minder intensief wit dan bij de man. Verder heeft de man diep zwarte vleugeldekveren en een diep zwarte staart . Bij de pop zijn deze grijszwart.  De beste zekerheid geeft echter de zang. Het mannetje zingt en het popje niet.

 

Verspreiding

De bichenowastrilde heeft zijn verspreidingsgebied  in  Australië. Hier bewonen ze graslandgebieden, eucalyptusbossen en in cultuur gebrachte gronden. Ze worden ook regelmatig waargenomen in de tuinen en parken van dorpen en steden.

 

Karakter

Bichanowastrildes zijn erg verdraagzame vogels en kunnen dan ook prima in een gezelschapsvolière met andere vogels en soortgenoten worden gehouden. In de broedperiode duldt het mannetje echter geen andere vogels in de buurt van het nest.

 

Omgevingstemperatuur

Bichenowastrildes zijn vrij sterke vogels die echter niet goed tegen kou en vocht kunnen. 's Winters kan men ze dan ook beter binnen houden. Een verblijf waar tenminste een temperatuur heerst van 10 ⁰C geeft de minste risico.

 

Voeding
Als basis voeding dient een goede zaadmengeling voor tropische vogels en of volièrevogels, een goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur kiemzaad verstrekt te worden. Het zaadmengsel zou nog verrijkt kunnen worden met een mix van diverse onkruidzaden. Verder kunnen dagelijks enkele buffalowormen gegeven worden. Het is van belang de vogels tijdens het broeden alleen zaden te verstrekken. Het verstrekken van dierlijke eiwitten, zoals bijvoorbeeld miereneieren, buffalowormen en pinky’s, geeft in de meeste gevallen aanleiding tot een verhoogde paringsdrift en verminderde broedzorg. In dergelijke gevallen worden de jongen uit het nest gegooid en beginnen de vogels met een volgend legsel. Geef daarom pas eivoer/universeelvoer en (gematigd) levend voer als de eerste jongen uit het ei komen. Een lepeltje levend voer in de ochtend en in de avond is voldoende. Eventueel kan ook gebruik worden gemaakt van diepvries insecten/larven. Naast bovenstaande voeding is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en maagkiezel niet ontbreken.

 

Kweek

Bichenowastrildes bouwen hun nestjes in halfopen nestkastjes maar ook maken ze wel een vrijstaand nest in een struik. Als bouwmateriaal gebruiken ze (lange) droge grashalmen, mos, donsveertjes, en uitgeplozen sisaltouw. De nestbouw wordt door zowel het mannetje als het popje verricht. Het popje legt gemiddeld vier tot zes eitjes die door beide oudervogels worden bebroed. De broedddur bedraagt 12 dagen. Na drie weken vliegen de jongen uit. De eerste tijd keren ze echter ‘s nachts nog wel terug naar het nest. Vier weken na het uitvliegen zijn ze als zelfstandig te beschouwen en op een leeftijd van vier maanden zijn ze op kleur.

 

Bijzonderheden

De nominaatvorm, S.b. bichenovii , komt beduidend meer voor in avicultuur dan de ondersoort, S. b. annulosa, met zwarte stuit. Beide ondersoorten dienen niet met elkaar verpaard te worden omdat de jongen allemaal een gevlekte stuit zullen vertonen. Dergelijke vogels zijn bijvoorbeeld totaal ongeschikt als tentoonstellingsvogel.